Belangrijke VLIF-wijziging: voorleggen van offertes noodzakelijk

1 januari 2023 start het nieuw Gemeenschappelijk LandbouwBeleid (GLB) en het nieuwe VLIF (waarover meer in onze klantenvergaderingen). Opvallend is echter dat het VLIF ook nog een wijziging aanbrengt aan de huidige (en toekomstige) reglementering. Vanaf nu dien je ook 3 offertes voor te leggen. We leggen hieronder uit hoe en waarom.

Binnen de huidige VLIF-reglementering kennen we het begrip “normbedrag”. Dit normbedrag is een maximumbedrag dat in aanmerking komt voor steun. Zo bedraagt bijvoorbeeld het normbedrag voor erfverharding 28,75 euro/m². Betaal je aan jouw aannemer 30 euro/m² voor de aanleg van jouw erfverharding, dan zal het VLIF niet de volledige factuur in aanmerking nemen voor het bepalen van het steunbedrag, maar wel aftoppen. Je krijgt in dit voorbeeld geen steun (15%) op 1,25 euro/m², zijnde het bedrag boven het normbedrag. 

Voor heel wat subsidiabele investeringen werd echter geen normbedrag vastgesteld. Dit had tot gevolg dat voor deze subsidiabele investeringen het volledige factuurbedrag in aanmerking komt voor steun. Het is net op dit punt dat Europa aanpassingen eist. De kritiek luidt dat voor investeringen zonder normbedrag de redelijkheid van de kost niet wordt aangetoond. Met andere woorden is er geen bewijs dat het factuurbedrag een correcte prijs is. Vandaar dat in de nieuwe VLIF-reglementering die van start gaat in 2023 zo veel als mogelijk gewerkt zal worden met normbedragen. 

Deze aanpassing laten starten vanaf 2023 bleek voor Europa onvoldoende te zijn. Het gevolg is dat ook voor de laatste blokperiode van 2022, het allerlaatste van de huidige VLIF-reglementering, de redelijkheid van de kosten zal aangetoond moeten worden voor deze investeringen waar geen normbedrag aan werd toegekend. Concreet komt het erop neer dat je 5 maanden na selectiedatum, 3 offertes zal moeten bezorgen aan het VLIF. Eén offerte, logischerwijze de goedkoopste, handteken je als landbouwer en vormt het bewijs van de start van de investering. De andere 2 offertes dienen om te bewijzen dat het investeringsbedrag een marktconforme prijs is. Kies je als landbouwer toch niet voor de goedkoopste offerte zal je hiervoor een verantwoording moeten toevoegen.

Praktisch stellen zich hier een aantal vragen. Wat met investeringen waarvoor geen 3 verschillende leveranciers beschikbaar zijn? Wat met leveranciers die geen vaste prijs meer hanteren maar gebruik maken van dagprijzen? Welke verantwoording zal aanvaard worden wanneer je toch kiest voor de duurdere offerte? De VLIF administratie erkent deze praktische bezwaren en neemt een constructieve houding aan. Het oude spreekwoord blijft echter gelden: “wie betaalt, bepaalt”, in dit geval Europa. 

Conclusie:

Dien je in het laatste kwartaal van 2022 nog een VLIF-investeringsdossier in (deadline 16/12/2022), zorg er dan zeker voor dat je meerdere offertes verzamelt die aantonen dat het investeringsbedrag, marktconform is. Doen er zich hieromtrent praktische problemen voor, contacteer dan je agrarisch bedrijfsadviseur die, in samenspraak met de VLIF-administratie, zal nagaan op welke wijze we eventuele afwijkingen kunnen verantwoorden.

Jeroen Kellers
Jeroen Kellers
productmanager landbouw