Hervorming van het erfrecht: wat zijn de nieuwe krachtlijnen?

Onze maatschappij is op zijn zachtst gezegd sterk geëvolueerd sinds de invoering van het Burgerlijk Wetboek onder Napoleon. Toch bleef ons erfrecht, dat we daarin terugvinden, 200 jaar onveranderd. Om dichter bij de realiteit van hedendaagse gezinsvormen aan te sluiten, maakte de regering nu werk van een hervorming. De nieuwe wet creëert meer vrijheid in de successieplanning en zal vanaf 1 september 2018 officieel van kracht zijn. Een overzicht.

Op 20 juli 2017 keurde het parlement voor het eerst een hervorming van ons erfrecht goed. De nieuwe wet zal vanaf 1 september 2018 officieel gelden. Nu bevinden we ons in een overgangsjaar waarbij je nog de keuze hebt tussen het oude en nieuwe erfrecht met betrekking tot de manier van inkorting en inbreng.

Belangrijk: als je liever de oude wetgeving toegepast ziet op je schenkingen, moet je aan je notaris wel nog vóór 1 september 2018 een verklaring van behoud afleggen (in deze blog lees je waarom dat nog interessant zou kunnen zijn). Onderneem je niets, dan vallen je schenkingen vanzelf onder de nieuwe wetgeving. Hieronder vind je alvast een overzicht van de belangrijkste wijzigingen:

1. Versoepeling van de reserve

Iedereen is verplicht om een deel van zijn vermogen, de zogenaamde ‘reserve’, voor te behouden voor zijn rechtstreekse erfgenamen: een kind, ouder of langstlevende echtgeno(o)t(e). In het oude erfrecht bedraagt die reserve bij één kind de helft, bij twee kinderen twee derde en bij drie of meer kinderen drie vierde van je vermogen. De hervorming beperkt die reserve tot de helft, ongeacht het aantal kinderen. Op die manier kan er ook meer nagelaten worden aan stiefkinderen of een (nieuwe) partner.

2. Geen reserve meer voor ouders

Als je geen kinderen nalaat, maken je ouders elk aanspraak op een vierde van je vermogen. Opvallend is dat het vernieuwde wetboek die reserve voor de ouders schrapt. Zo wordt het nu mogelijk om je volledige vermogen aan je feitelijk samenwonende partner te schenken – lees: je ouders te onterven. Ter compensatie maken behoeftige ouders wel nog aanspraak op een levensonderhoud voor maximaal een vierde van de nalatenschap waarvan ze uitgesloten zijn.

3. Inbreng van giften ‘in waarde’

Een andere belangrijke wijziging slaat op de inbreng van giften. Die term verwijst naar de handeling waarbij de erfgenaam, die een gift bij leven of via testament ontvangen heeft, dat verkregen goed terug moet inbrengen in de nalatenschap wanneer de erflater overlijdt. Die schenking wordt immers beschouwd als een voorschot op de erfenis. De ingebrachte goederen worden vervolgens opnieuw verdeeld om de gelijkheid tussen de erfgenamen te garanderen.

Volgens het oude erfrecht verloopt de inbreng voor onroerende (bv. een pand) en roerende (bv. een aandeel) goederen verschillend. De inbreng van onroerende goederen gebeurt in natura en volgens de waarde op datum van het overlijden/de verdeling, terwijl die van roerende goederen gebeurt in waarde en volgens de waarde op het ogenblik van de schenking. In de praktijk leidt dat vaak tot ongelijke situaties.

Daarom is nu beslist dat de inbreng van zowel roerende als onroerende goederen enkel nog hoeft te gebeuren in waarde (of dat nu gaat om een  woning of een geldsom) en op basis van de actuele waarde van het goed op de dag van de schenking, geïndexeerd tot de dag van het overlijden van de erflater.

4. Ook inkorting mag ‘in waarde’

Wanneer een rechtstreekse erfgenaam zijn minimale erfdeel niet heeft ontvangen, kan die een schenking buiten erfdeel aan een mede- of zelfs niet-erfgenaam betwisten en opeisen. Hij of zij stelt dan een vordering tot inkorting in. Omdat ook die procedure de rechtszekerheid niet ten goede kwam, is er besloten dat zo’n inkorting – net als een inbreng van giften – enkel in waarde hoeft te gebeuren en op basis van de actuele waarde van het goed op de dag van de schenking, geïndexeerd tot de dag van het overlijden van de erflater.

5. Mogelijkheid tot erfovereenkomsten

De vorige wetgeving verbood overeenkomsten over niet-opengevallen nalatenschappen (een nalatenschap ‘valt pas open’ wanneer de erflater overlijdt). De nieuwe wetgeving versoepelt dat: zo kunnen ouders en kinderen nu een globale erfovereenkomst afsluiten. Zo’n overeenkomst regelt op voorhand de toewijzing en gelijke verdeling van de erfenis, om bijvoorbeeld latere discussies te vermijden. In deze overeenkomst kan ook een reeds toegekend voordeel – zoals financiële hulp bij een verbouwing – gelijkgesteld worden met een schenking.

Naast een globale erfovereenkomst voert het nieuwe wetboek ook een punctuele erfovereenkomst in. Die biedt onder meer de mogelijkheid om een akkoord te sluiten over de waarde van schenkingen uit het verleden.

Conclusie: denk vandaag al aan morgen

In een samenleving die in ijltempo moderniseert, kon een hervorming van het erfrecht niet uitblijven.

De wijzigingen maken alvast een meer vrije en flexibelere successieplanning mogelijk. Aan jou om je successieplanning tijdig te regelen of eventueel nog te herzien …

Meteen werk maken van je successieplanning? Contacteer een SBB-adviseur in je buurt. Onze experten helpen je graag op weg.